Net zo warm als in Reykjavik – tijd voor een warmtevisie

Als we het in Nederland hebben over duurzame energie dan wordt er voornamelijk gesproken over zonnepanelen en windmolens. Vreemd genoeg is er maar weinig aandacht voor duurzame warmte. Dit terwijl landen als Denemarken het grootste deel van hun huizen verwarmen met rest- en aardwarmte. Nederland is de grote achterblijver in Europa als het gaat om het benutten van warmte. Slechts 2% van alle warmte wordt geleverd door warmtenetwerken (CBS, 2009). Het is de hoogste tijd dat gemeentes een visie op warmte gaan ontwikkelen. Want als warmtenetwerken eenmaal zijn gerealiseerd, staan ze garant voor jarenlange goedkope warmtelevering.


Afgelopen zomer had ik het geluk om een tropische dag in Reykjavik mee te maken, met een temperatuur van maar liefst 16 graden. Op die tropische dag trokken de Reykjavikkers massaal naar het strand om in bikini of zwembroek te gaan liggen zonnebaden. Jammer genoeg voor de IJslanders zijn dit soort dagen zeldzaam.  In de donkere wintermaanden komt de temperatuur maar zelden boven het vriespunt. De IJslanders doen er in die koude dagen alles aan om warm te blijven, met als favoriete bezigheid het bezoeken van thermale baden. Het badderen in zo’n ’laugar’ is niet alleen prettig tegen de kou, maar heeft ook  een belangrijke sociale component. De inwoners van Reykjavik gebruiken de warmwaterbaden om bij te praten met vrienden, een potje te schaken of zaken te doen. Er is zelfs een muziekfestival (Airwaves) dat grotendeels in het warme water van de Blue Lagoon plaatsvindt. Mede door al dit gebadder is de IJslander met afstand de grootste energieverbruiker in Europa met een verbruik van 1650 megajoule dag. Ter vergelijking: de Nederlander heeft genoeg aan 600 megajoule. De IJslanders kunnen dit doen zonder schuldgevoel, want de warmte die ze gebruiken is 100% duurzaam. Het warme water komt op het vulkanische eiland namelijk voor bijna niks uit de grond zetten.

Om aardwarmte te benutten hoef je niet per se in een vulkanisch land als IJsland te zijn. Ook op het vasteland van Europa wordt thermische energie volop uit de grond gehaald. Het belangrijkste verschil is dat in niet-vulkanische gebieden dieper geboord moet worden en dat het water wat minder warm is. Maar deze lagetemperatuurwarmte is nog altijd warm genoeg om een huis of een school te verwarmen. Om de warmte effectief te verdelen is een warmtenetwerk nodig dat het water van de warmtebronnen naar de huizen transporteert. Zo’n warmtenetwerk kan gecombineerd worden met een koudenetwerk, zodat onze huizen niet alleen ’s winters verwarmd worden, maar ‘s zomers ook gekoeld. Met name bij kantoren heeft koeling een belangrijk aandeel in het totale energiegebruik.

In Nederland wordt die warmte uit de aarde maar nauwelijks benut. Met een schamele 2% aan aardwarmte staan we helemaal onderaan de Europese ranglijst. In de ‘green deals’ van het rijk, provinicies en gemeentes wordt eindeloos gepraat over wind- en zonne-energie, maar is de aandacht voor thermische energie minimaal. Dit is opmerkelijk. Hoe komt het dat we in Nederland zo ver achter blijven ten opzichte van de andere Europese landen? Een belangrijke reden is de  eindeloze beschikbaarheid van gas uit de gasbel bij Slochteren, die ervoor gezorgd heeft dat vrijwel elk huis in Nederland over een cv-ketel beschikt. Een land als Denemarken, dat geen gasvoorraden heeft, maakte al in de jaren ’70 de keuze voor alternatieve vormen van verwarming. Veel dorpen in Denemarken hebben een kleine elektriciteitscentrale waarbij de restwarmte wordt gebruikt om de huizen te verwarmen. Ook in veel Oost-Europese landen zijn in de communistische jaren grootschalige stadsverwarmingsnetwerken aangelegd, zo wordt in Polen 50% van alle warmte door warmtenetten geleverd. Wie wel eens een Oost-Europese stad in de winter heeft bezocht, kent wel de roestende buizen die de stad doorkruisen en de sneeuw tot in de verre omtrek van de buis doen smelten. Voor sommige mensen heeft stadsverwarming hierdoor (ten onrechte) een negatief  imago gekregen. Bij nieuwe warmtenetten worden de verliezen sterk gereduceerd door met lagere temperaturen en verbeterde leidingen te werken.

In Nederland zijn er verschillende voorbeelden van succesvolle warmtenetwerken. Utrecht heeft het oudste warmtenetwerk van Nederland, al in 1923 werden de eerste leidingen van dit netwerk in de Utrechtse binnenstad gelegd. In de loop van de jaren is het netwerk door de hele stad uitgebreid. De warmte wordt geleverd door de restwarmte van de STEG-energiecentrale in Lageweide, op dit moment wordt 25% van alle warmte in de stad door dit netwerk geleverd. Hoewel deze vorm van warmteopwekking 50% efficienter is dan verwarming met individuele cv-ketels, is het niet volledig duurzaam, de STEG-centrale  werkt namelijk op gas. In de toekomst kan het warmtenetwerk nog duurzamer gemaakt worden door verschillende geothermische bronnen, warmte/koudesystemen en vormen van restwarmte op het netwerk aan te sluiten. In Amsterdam werd het eerste stadsverwarmingsnetwerk in de jaren ’90  in Zuidoost aangelegd, gevoed door de energiecentrale bij Diemen. Later is ook IJburg op dit netwerk aangesloten. Om te voorkomen dat bewoners toch kiezen voor centrale verwarming is op IJburg zelfs geen gasleiding aanwezig.

Zo kiezen steden steeds vaker voor de aanleg van warmtenetwerken, maar tussen de verschillende initiatieven ontbreekt de samenhang. Het wordt tijd dat gemeentes een integrale visie op warmte ontwikkelen. Hierin moet worden aangegeven welke (rest)warmtebronnen er in de gemeente aanwezig zijn, welke duurzame warmtebronnen hier in de toekomst aan toegevoegd worden en hoe het warmtenetwerk verder ontwikkeld wordt. Juist door een heldere visie kan een versnippering van warmte-initiatieven worden voorkomen een integraal en efficient warmtenetwerk worden gerealiseerd. En kunnen we ‘s winters, net als de IJslanders, zonder schuldgevoel een lekker warm bad nemen.

Over Tim van de Laar
Op mijn weblog staat één ding centraal: de ontwikkeling van de stad. Mijn fascinatie voor stedelijke ontwikkeling komt voort uit de complexiteit van deze omgeving. Bij stedelijke ontwikkeling komen alle werkvelden samen op een vaak beperkte oppervlakte. Dat vraagt veel creativiteit van de mensen die aan het project werken. Bovendien vormen steden overal ter wereld de plekken waar vooruitgang en kennis ontwikkeld worden. Hier zijn de meest indrukwekkende bouwwerken van een land verzameld en vaak drukken zij eeuwenlang een stempel op de stad. Ik vind het enorm motiverend om aan de ontwikkeling van de stad van de toekomst mee te werken. Mijn artikelen vormen een mix van algemene theorie en concrete dagelijkse praktijk, van het idealisme van een maakbare duurzame samenleving tot het realisme van technische en financiële haalbaarheid. Hiervoor gebruik ik kennis vanuit mijn studie planologie, voorbeelden uit mijn omgeving en reizen, innovatieve ideeën en de dagelijkse praktijk uit mijn werk. Meer informatie vind je op mijn Linkedin-pagina.

4 Responses to Net zo warm als in Reykjavik – tijd voor een warmtevisie

  1. maffie says:

    jip, nagel op de kop!! Mooi stukje! Wel frappant dat Belgie niet in je grafiek voorkomt?? Geen gegevens beschikbaar? Kan je me de bron van je grafiek es doorgeven?

  2. Tim van de Laar says:

    de grafiek komt uit een presentatie, die zal ik je e-mailen.

  3. Arend says:

    Goed stuk. Het grootste nadeel van stadswarmte vind ik wel dat je dan automatisch met electriciteit moet koken (elektrisch, keramisch of halogeen). Dat kost meer energie dan gas en bovendien vind ik het een stuk minder prettig werken – hoewel het ook een kwestie van wennen is.

  4. Jelte says:

    Mooi stuk. Opmerkelijk helemaal als je bedenkt dat we in Nederland relatief korte buizen (=minder warmteverlies) nodig hebben voor de infrastructuur van warmte. Gelukkig komt er in januari een nieuwe warmtewet waarin warmte financieel aantrekkelijker word. Tijdens mijn afstuderen in Denemarken heb ik gemerkt dat veel warmtebuizen die Denemarken gebruikt, in Nederland worden geproduceerd. We hebben dus de kennis, kunde en techniek in ons eigen land. Het zal een kwestie van tijd zijn voordat we echt gaan merken dat het gas in Slochteren op aan het raken is… Daarnaast zal een samenwerking van overheid/woningcorporaties/energiebedrijven de nodige complexiteit met zich meebrengen…

Plaats een reactie